Aansluitend op je doendoel kun je eerst de belangrijkste elementen op je mindmap zetten.
Deze kun je ook uit je hoofdstuktitels halen.
Schrijf de hoofdbegrippen in hoofdletters. Daarmee stimuleer je jezelf om het kort te houden. Rangschik zoveel mogelijk van abstract naar concreet en groepeer samenhangende begrippen bij elkaar. Bij een samenhangende relatie kun je richting aangeven door een pijl te gebruiken. Denk bijvoorbeeld aan een oorzaak gevolg relatie, of een volgorde.
Gebruik kleuren om gelijksoortige ideeën te markeren (vragen oranje, antwoorden groen), of om leerdoelen en verdiepingsvragen te markeren.
Gebruik vormen als vierkanten, cirkels, driehoeken etc. om gelijksoortige gebieden of begrippen te markeren. Bij een probleemanalyse markeer je alle problemen met een rode driehoek en alle mogelijke oplossingen met een groene cirkel.
Gebruik weer een andere kleur of een symbool om begrippen te markeren waaraan je nog moet werken.
Of voeg een vraag of leerdoel toe aan je mindmap. Geef ook relaties aan tussen begrippen die op afstand van elkaar in je mindmap staan. Teken bijvoorbeeld een grote pijl in een afwijkende kleur.
Laat in het begin veel ruimte vrij, zodat je later makkelijk ideeën en verbanden kunt toevoegen.
Stel bij een idee de vragen: Waarom? Hoe? Wat? Waar? Wie? Wanneer?
Hierdoor komt ook weer nieuwe kennis vanuit het boek naar boven. Dan ga je weer vanuit de belangrijkste elementen verder werken tot op detailniveau.